Voor alles wat gebeurt is er een uur, een tijd voor alles wat er is onder de hemel.
Er is een tijd om te baren en een tijd om te sterven, een tijd om te planten en een tijd om te rooien.
Er is een tijd om te doden en een tijd om te helen, een tijd om af te breken en een tijd om op te bouwen…
Er is een tijd voor oorlog en er is een tijd voor vrede” (Prediker 3:1-3,8b)
Bovenstaande verzen komen uit Prediker 3, waarvan de eerste acht verzen (met de woorden: “een tijd voor…”) erg geliefd zijn. Zij kunnen troost geven in een moeilijke situatie, als om ons eraan te herinneren dat het niet altijd rozengeur en maneschijn in het leven is, maar dat er wel weer betere tijden komen.
Toch zijn wij menselijk genoeg om in de hierboven genoemde perioden van sterven, rooien, doden en afbreken het gevoel te hebben dat er aan onze eigen fundamenten getrokken wordt, ook al zijn wij het niet zelf die het ‘lijdend voorwerp’ zijn. Een mens kan nu eenmaal moeilijk omgaan met perioden van oorlog, van afbraak, van goede dingen die tot een eind komen.
Vandaag de dag kijken wij met lede ogen naar de oorlog in Oekraïne. Ook al is die oorlog puur feitelijk een conflict tussen twee landen, toch zien wij dat de hele wereld meelijdt. Parallel aan de beroemde woorden van Paulus in 1 Korintiërs 12:26, waarin staat dat als één lichaamsdeel pijn lijdt, het hele lichaam meelijdt.
Is er ooit een periode zonder oorlog geweest? Er was wel na de val van de Berlijnse muur in 1989 een soort vooruitgangsoptimisme. Net als na de Eerste Wereldoorlog was er een soort roep om ‘nooit meer oorlog’. De Amerikaanse politieke denker Francis Fukuyama schreef in 1992 een boek waarin hij dacht dat de geschiedenis tot een einde is gekomen. In de 21e eeuw weten wij inmiddels wel beter. Een andere politicoloog, Samuel Huntington schreef een proefschrift, “The Clash Of Civilizations”, waarin hij een somberder beeld had. Onder andere schreef hij dat de westerse en oosterse (voormalige Sovjet)landen zouden botsen, en dat lijkt accurater, ook al is ook de precieze invulling van zijn voorspelling weer achterhaald.
Terug naar de Bijbel dan maar. Geeft de Bijbel ons hoop? De engelen zongen toch ‘vrede op aarde’ bij de komst van de Heer Jezus naar de wereld? Maar we zien ook dat de schepping ten prooi is aan zinloosheid (Romeinen 8:20) en we lezen ook over ‘oorlogen en geruchten van oorlogen’ (Matteüs 24:6).
Hoe vinden wij onze bemoediging in de Bijbel? Op verschillende manieren. Ten eerste zegt de Heer dat “Hij de wereld heeft overwonnen” (Joh. 16:33). Het lijden wordt niet uit de wereld weggenomen, ook niet bij hen die in God geloven, maar wij hebben een ankerpunt.
Ten tweede lezen wij in de ‘Zaligsprekingen’ (Matteüs 5) ook de zin:
“Zalig de vredestichters” omdat zij “kinderen Gods genoemd worden” (Matteüs 5:9). Wij mogen zelf onze kleine steentjes bijdragen. Druppels op een gloeiende plaat misschien, maar veel druppels bij elkaar hebben toch impact. Oftewel: als wij op zoek zijn naar hoop, naar Gods licht in duistere tijden, mogen wij ook kijken naar het licht dat God in ons eigen hart heeft gesteld.
En daarom mogen wij goede moed houden. Wij weten niet hoe het in de nabije toekomst met de wereld zal gaan. Wel weten wij dat ons geloof een geloof van hoop is. In de duisternis in de wereld mogen wij hoop houden. En geloof en liefde uitdragen.